Ben je ook overtuigd dat je psychische aandoening hebt zonder diagnose?

Steeds meer mensen zijn ervan overtuigd dat ze een psychische aandoening hebben, ook al zijn ze niet gediagnosticeerd

Scientias M. Nowee 26 juni 2024

Opvallend daarbij is dat mensen die zichzelf als politiek progressief zien relatief vaak aan zelfdiagnoses doen. 

De vraag naar behandelingen voor psychische aandoeningen zoals depressie en angststoornissen is de afgelopen jaren flink gestegen. Zeker tijdens de coronajaren, waarin het aantal kinderen en jongeren dat met angst en somberte kampt fors toenam. Ook is er de laatste jaren meer aandacht gekomen voor mentale gezondheid in de media en zetten organisaties en overheden zich actief in voor meer bewustwording, preventie en behandeling. Doordat het stigma rondom psychische aandoeningen vermindert, durven meer mensen hulp te zoeken – wat logischerwijs zorgt voor een stijging in het aantal hulpaanvragen en diagnoses, is het idee.

Toch stellen sommige experts vragen bij de legitimiteit van die toename. Zo betoogt de Britse psycholoog Lucy Foulkes dat de toegenomen aandacht voor mentale gezondheid er ook toe kan leiden dat mensen alledaagse problemen als een psychische aandoening gaan zien. Een fenomeen dat ze ‘prevalentie-inflatie’ heeft gedoopt. Australische onderzoekers hebben die hypothese getest.

Zelfdiagnose
Daarvoor vroegen de onderzoekers middels een steekproef aan zo’n vijfhonderd Amerikaanse volwassenen of ze dachten dat ze een psychische stoornis hadden, en of ze een diagnose hadden gekregen van een zorgverlener. Daaruit bleek dat bijna de helft daarvan meende dat ze een aandoening hadden, terwijl ze die diagnose niet officieel van een zorgverlener hadden gekregen. En daarbij viel een aantal dingen op: allereerst bleek dat mensen die zichzelf hadden gediagnosticeerd een bredere opvatting hadden over wat er onder psychische aandoeningen valt, vergeleken met degenen die een professionele diagnose hadden gekregen. Daarnaast bleek dat jongeren en politiek progressieve mensen vaker bredere opvattingen hadden over psychische aandoeningen en dus ook meer zelfdiagnoses rapporteerden.

Brede definitie
Dat verband is zorgwekkend, stellen de onderzoekers. Een té brede definitie van psychische aandoeningen kan er namelijk voor zorgen dat alledaagse problemen onnodig worden bestempeld als afwijkend en zorgelijk. “Mensen die laagdrempeliger een nood als stoornis definiëren, zullen eerder geneigd zijn zichzelf te identificeren als iemand met een psychische aandoening”, aldus onderzoekers Jesse Tse en Nick Haslam. Naast dat dit onnodige zorg kost, kunnen mensen daardoor ook gaan geloven dat hun problemen onlosmakelijk verbonden zijn met wie ze zijn, in plaats van inzien dat bepaalde situaties nu eenmaal stressvol kunnen zijn. Dat maakt hulp voor alledaagse klachten niet alleen duur en inefficiënt, maar kan er volgens Tse en Haslam zelfs voor zorgen dat hulp voor mensen met milde klachten een averechtse werking heeft.

De toegenomen aandacht voor mentale gezondheid heeft dus zowel voor- als nadelen, stellen de onderzoekers. “Aan de ene kant is het belangrijk om psychische aandoeningen te normaliseren en het stigma te bestrijden. Tegelijkertijd moeten we oppassen dat we alledaagse problemen niet onnodig pathologiseren door het overmatig gebruik van diagnostische concepten en ‘therapeutische taal’ via traditionele en sociale media.”

Meer psychische problemen bij Gen-Z
Dat de stijging in het aantal psychische problemen bij jongeren het grootst is, heeft ook nog een andere reden, denkt Gabriel Rubin, hoogleraar aan de Montclair State University. Hij doet momenteel onderzoek naar de mentale gezondheid van ‘Gen Z’ en deelde eerder al wat van zijn bevindingen. Zijn theorie: Gen-Z ziet en ervaart de risico’s in het leven anders. “De kern van de zorgen is heel reëel”, benadrukt Rubin. Gen Z heeft volgens hem alleen een vertekend beeld van de risico’s, die niet altijd overeenkomen met de realiteit. “Ze zien een risico als een zwart-wit kwestie, waarbij iets ofwel volledig veilig ofwel volledig gevaarlijk is. Daardoor kunnen ze niet goed omgaan met de nuances en onzekerheden die bij veel risico’s horen. Ook baseren ze hun risicobeoordeling meer op emoties en intuïtie dan op feiten en bewijzen.”