Waar ligt de grens van vrijheid van meningsuiting

Vrijheid van meningsuiting: waar zitten de pijnpunten?

Radboud Recharge 2 september 2021

Wat je thuis op de bank zegt kan niet altijd aan de tv-tafel, maar waarom laat de ene situatie ‘ongepaste’ uitingen toe en de andere niet: over die moreel-maatschappelijke kant moeten we vaker praten dan krampachtig zoeken naar de juridische grens.

De discussie over vrijheid van meningsuiting gaat vaak over de ons wettelijke recht om ons vrij te uiten. Dat is begrijpelijk en nodig, vooral in tijden waarin Capitolen worden bestormd en politici ‘minder, minder’ lopen te brullen.

In het publieke debat over de vrijheid van meningsuiting, dat ook wordt gevoerd op scholen (Michiel Beute en Saro Lazano Parra, O&D Volkskrant) wordt vaak netjes binnen de juridische kaders van de discussie gekleurd. Bijvoorbeeld door te benadrukken dat aanzetten tot geweld de grens is waar vrijheid van meningsuiting moet worden getrokken. Echter, het publieke gesprek over vrijheid van meningsuiting kent twee kopzorgen: het is te abstract en de morele dimensie van het debat wordt onvoldoende meegenomen.

Rugnummers zijn nodig

Ten eerste ontbreken in de discussie doorgaan concrete voorbeelden. Waar hebben we het precies over, over welke voorbeelden realiteiten en verhalen? Je kunt niet voor of tegen ‘de’ vrijheid van meningsuiting zijn. En voor de stelling dat die vrijheid in abstracto door ‘het internet’ verder in het gedrang komt, kopen we ook nog niet veel. Het gesprek over vrijheid van meningsuiting heeft rugnummers nodig.

Ten tweede: de discussie wordt steeds teruggebracht tot de vraag wat bij de wet verboden moet worden terwijl de echte pijnpunten van het thema niet juridisch maar primair moreel-maatschappelijk en persoonlijk van aard zijn. Het gaat er daarbij niet alleen om dat er een verschil is tussen wat juridisch (niet) mag en wat in moreel opzicht (niet) mag; het gaat erom wat we allemaal onder het morele ‘mogen’ kunnen verstaan en hoeveel misverstanden er op dat vlak insluipen.

Lastige voorbeelden

Laat ik de daad bij het woord voegen. Hier wat voorbeelden over vrijheid van meningsuiting:

  • Iemand gaat op tv helemaal los over dat seks met minderjarigen zou moeten mogen,

  • Een man schrijft op Joop.nl dat ‘vrouwen het over het algemeen minder excelleren in een heleboel beroepen en minder ambitie hebben’ en ‘vaak ook meer interesse hebben in gewoon meer familieachtige dingen enzo’,

  • Een vrouw zegt op de bank tegen haar vriendin dat homo’s ziek zijn en dat ze bang is dat haar dochter homoseksueel is in welk geval ze de relatie met haar zou verbreken,

  • Een man zegt op de radio dat zwarte mensen moeten oprotten naar hun eigen land, zonder noemenswaardig tegengas van de interviewer.

Mag dit? Dit zijn geen theorie-vragen op je rijexamen waarop strakke antwoorden zonder grijze gebieden wenselijk zijn. In reactie op al deze voorbeelden kunnen we in de juridische kramp schieten en ‘mag dit?’ begrijpen als de vraag of dergelijke uitspraken bij de wet verboden zouden moeten worden.

In sommige gevallen zou dat zinnig en nodig zijn. Maar als we het daarbij zouden houden (wat vaak gebeurt: ‘oei, pijnlijk, maar het mag bij de wet, dus on we go’) dan ontgaat ons iets wezenlijks aan deze vraagstukken.

Stel, we parkeren de juridische dimensie eens en vragen ons af of de man op tv ‘niet mag’ zeggen dat seks met minderjarigen zou moeten mogen of de vrouw in haar eigen huis lhbti’s ‘niet mag’ discrimineren.

Wat bedoelen we dan?

Het kan onder andere betekenen (meerdere antwoorden zijn hier mogelijk) dat

(1) jij die mening beslist niet deelt, (2) dat je denkt dat deze uitspraak immoreel of schadelijk is, (3) dat jij niet wilt dat deze persoon dat hardop had gezegd, (4) dat jij deze persoon vanwege die uitspraak nu veracht, (5) dat je dit zo nodig zal laten blijken door deze persoon op papier of in het echt te bekritiseren, mogelijk uit te lachen of met tweets vol quotes te ridiculiseren, (6) dat verantwoordelijken in de media hen geen platform hadden moeten geven, dat journalisten moeten ophouden de complete marktplaats van ideeën, inclusief haar ranzige uithoeken, toe te laten. En dat ze niet zo’n naïef vertrouwen moeten hebben in het effect van kritisch verweer door ingezonden brieven, omdat de geventileerde gedachte op een onzichtbare manier normaliserend werkt.

Verrijk het debat


Deze lijst, die uiteraard niet uitputtend is, maakt duidelijk hoe ambigu ‘niet mogen zeggen’ kan zijn. Die ambiguïteit moeten we aan de oppervlakte brengen en dat kunnen we alleen maar doen met concrete voorbeelden aangevuld met specifieke contexten.

Stel bijvoorbeeld dat de homofobe vrouw zeer streng religieus is opgevoed en dat dit gesprek met haar vriendin het kwetsbare begin is om überhaupt zelf over homoseksualiteit na te denken. Maakt dat uit? Hoe dan? Of stel dat de man die een stakkerig stukje op Joop.nl schrijft Thierry Baudet is. Maakt dat wat uit? Of draai de pedoseksueel en de religieuze vrouw eens om: de eerste zit nu kwetsbaar thuis op de bank met een goede vriend en de homofobe vrouw is onbetamelijk op tv aan het kakelen. Hebben we dan dezelfde intuïtieve reacties? Waarom?

Laten we het debat rondom vrijheid van meningsuiting verrijken met concrete rugnummers en het juridische korset dat er krachtig omheen gespannen is, eens losfrunniken.

Fleur Jongepier is filosoof aan de Radboud Universiteit en essayist voor Bij Nader Inzien. Dit artikel verscheen eerder in De Volkskrant

photo-1598432439373-0dedb103d38a.jfif
John KistermannComment