Bijzondere resultaten ervaringen ouders met afstandsonderwijs in coronatijd

Ouders over afstandsonderwijs door corona: niet alleen negatief

RADBOUD RECHARGE VRIJDAG 18 SEPTEMBER 2020

Half maart gingen, als gevolg van coronamaatregelen, de scholen voor primair  en voortgezet onderwijs dicht in Nederland. Zes weken later, vanaf begin mei, gingen ze gedeeltelijk weer open. In de tussentijd volgden kinderen thuis online les, meer of minder begeleid door hun ouders. Onderzoekers van de Radboud Universiteit vroegen ongeveer 800 ouders hoe dat ging. Er werd behoorlijk wat stress van ouders en afgenomen motivatie van kinderen gerapporteerd. Waar het met sommige kinderen minder goed ging door het afstandsonderwijs, waren de verschillen voor andere groepen kinderen niet zo groot.

Voor veel wetenschappers hebben de coronamaatregelen aanleiding gegeven tot onderzoek. Zo zag ook Anouke Bakx, hoogleraar Begaafdheid aan de Radboud Universiteit en lector Goed leraarschap, goed leiderschap bij Fontys Hogescholen, een kans. Ze zou vanuit de POINT-onderzoekswerkplaats  onder andere  met Elise Samsen, onderzoeker bij  POINT, onderzoek doen bij leerlingen in het basisonderwijs. ‘In het heetst van de strijd’ schakelden ze om en werd het een onderzoek waarbij ouders hun ervaringen rapporteerden tijdens het afstandsonderwijs waar Nederland dit voorjaar noodgedwongen op overschakelde. Ook het Nederlands Jeugdinstituut en collega Sanne van der Ven (onderzoeker Leren en ontwikkeling, Radboud Universiteit) waren betrokken bij het onderzoek. Bakx: ‘Omdat de basis er al lag, konden we al data verzamelen toen iedereen nog thuis zat. We zijn met de dataverzameling  gestopt toen de scholen weer open gingen.’

Cijfer voor eigen begeleiding

428 ouders met kinderen op de basisschool en 367 met kinderen in het voortgezet onderwijsa vulden vragenlijsten in. Hun kinderen gingen naar verschillende schooltypes. Wel deden in het basisonderwijs relatief veel ouders mee van kinderen met specifieke onderwijsbehoeften: voornamelijk hoogbegaafdheid, maar ook ADHD, autisme en dyslexie. Dat komt omdat Bakx en haar collega’s, gespecialiseerd in begaafdheid, met die groepen al het meeste contact hadden. Ook waren veel ouders hoogopgeleid.
Dat verklaart bijvoorbeeld waarom ouders van kinderen in het basisonderwijs zichzelf een behoorlijk hoog cijfer gaven – een 7,2 -  voor de begeleiding van hun kind. Ouders van kinderen in het voortgezet onderwijs gaven zichzelf gemiddeld een 5,5. Bakx: ‘De stof die kinderen tot een jaar of 12 krijgen, beheersen de ouders meestal nog wel. Maar een 5-vwo’er met natuurkunde begeleiden, dat is toch iets anders.’
Daar komt bij kinderen op het voortgezet onderwijs gemiddeld genomen volgens hun ouders ongemotiveerder waren dan kinderen op het basisonderwijs. Dat maakt de begeleiding ook niet eenvoudiger.

Hoe jonger het kind, des te meer stress bij ouders

Opvallend is dan wel dat 54 procent van de ouders van basisschoolleerlingen meer stress ervoeren door het afstandsonderwijs, tegen slechts 32 procent van de ouders van leerlingen in het voortgezet onderwijs. De open vraag die de onderzoekers opnamen in hun enquête maakt duidelijk hoe dat komt, vertelt Elise Samsen: ‘Het is met name de combinatie van afstandsonderwijs en zelf thuis moeten werken die ouders van jongere kinderen opbreekt. Hoe ouder ze zijn, hoe makkelijker je een kind zelfstandig aan het werk kunt zetten. Maar de jongste leerlingen moet je steeds bezighouden.’

Kinderen met en zonder specifieke onderwijsbehoeften groeiden meer naar elkaar toe

Vergelijk je het welbevinden van kinderen met specifieke onderwijsbehoeften met kinderen die zulke behoeften niet hebben, dan valt op dat die twee groepen tijdens het afstandsonderwijs dichter naar elkaar toe groeiden. Dat klinkt aardiger dan het is: ‘Op school hadden kinderen zonder specifieke onderwijsbehoeften, vooral de meisjes, een hogere motivatie dan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften. Tijdens afstandsonderwijs daalde de motivatie van deze eerste groep tot het lagere niveau dat kinderen met specifieke onderwijsbehoeften op school al hadden. ‘Het lijkt erop dat kinderen zonder specifieke onderwijsbehoeften, zeker meisjes, meer gemotiveerd en gestimuleerd worden door sociale contacten, die je op school meer hebt’, legt Sanne van der Ven uit. ‘Daardoor was hun motivatie op school hoger, maar daalde die tijdens het eenzamere afstandsonderwijs. Bij kinderen met specifieke onderwijsbehoeften was de motivatie op school al minder hoog, en maakte de overstap naar afstandsonderwijs vrij weinig uit. Daarnaast is er ook vaak meer rust en concentratie thuis.’
Sommige ouders lieten los van het onderzoek al weten aan begaafdheidsexpert Bakx dat het beter ging met hun kind: ‘Ik werd regelmatig benaderd door ouders en grootouders die dingen zeiden als: ik hoor in de media veel zorg over de gevolgen van afstandsonderwijs op de kwaliteit van dat onderwijs, maar onze ervaring is anders. Mijn kind dat met buikpijn naar school ging, is opgebloeid. Of: mijn kind gaat thuis als een speer door de stof. Een-op-een-begeleiding is natuurlijk anders dan een klas met 26 kinderen.’

Wat is goed onderwijs?

Levert dit onderzoek nu inzichten op waar het onderwijsveld en/of ouders mee verder kunnen bij een volgende lockdown? Daar was het Bakx niet specifiek om te doen, en bovendien zou het jammer zijn om alleen lessen te trekken voor die uitzonderlijke situatie. ‘Liever willen we  een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over de vraag: wat is goed onderwijs en is de manier waarop wij onderwijs geven nog wel van deze tijd? Is het nodig dat alle kinderen elke dag op dezelfde tijd in dezelfde klas zitten? Kunnen en willen we meer maatwerk bieden om kinderen beter tot hun recht te laten komen? We hebben tijdens deze periode gezien dat er van alles mogelijk is. Laten we onderzoeken wat we daarvan willen behouden of verder willen ontwikkelen.’

HPN AFSTAND.JPG
John KistermannComment