Nu Zwarte Piet is aangepakt mag je niet meer zeuren over racisme
Roetveegpiet lost structureel racisme niet op’
RADBOUD RECHARGE 27 NOVEMBER 2020
In de aanloop naar Sinterklaas geeft Coen van Galen, historicus aan de Radboud Universiteit, sinds enkele jaren een college waarin hij de geschiedenis van Zwarte Piet en de bijhorende discussie duidt. Volgens de historicus is de discussie ondertussen grotendeels beslecht in het voordeel van roetveegpiet. ‘Maar daarmee is het onderliggende probleem, namelijk structureel racisme, nog niet opgelost.’
Het Sinterklaascollege van Coen Van Galen maakt sinds een paar jaar deel uit van een collegereeks over de Nederlandse geschiedenis voor eerstejaars studenten. ‘We merkten dat de zwartepietendiscussie heel erg leefde, ook onder studenten’, zegt de historicus die bekend is van zijn onderzoek naar slavernij, aan de telefoon.
Van Galen noemt het omstreden hulpje van Sinterklaas een negentiende-eeuwse constructie. ‘Voor die tijd was Sinterklaas eigenlijk een soort relatiemakelaar: je gaf speculaaspoppen aan je vrijer, als die werden geaccepteerd had je een relatie met elkaar. Dat botste met de idealen van de middenklasse in de negentiende eeuw. Mensen wilden dat Sinterklaas een beschaafd figuur werd. Een heer van stand en daarbij hoorde een knecht.’
Schoorsteenveger
In het college vertelt de historicus aan de studenten dat er lange tijd niet één Zwarte Pietfiguur was in Nederland, maar een hele reeks regionale tradities. In bepaalde delen van Nederland was Zwarte Piet tot de jaren 1920-1930 bijvoorbeeld een schoorsteenveger, maar met de opkomst van de massamedia verdween die diversiteit. ‘De landelijke kranten nemen dan de zwarte pietfiguur met kroeshaar, rode lippen en oorbellen uit Amsterdam over. Wanneer de intocht van Sinterklaas in 1952 voor het eerst op televisie te zien is, wordt dat de zwarte piet die iedereen kent. Vanaf die tijd heeft Sinterklaas minimaal twee of drie knechten.’
Voor de studenten staat Van Galen niet alleen stil bij de figuur van zwarte piet, maar ook bij de manier waarop we naar het Sinterklaasfeest kijken. ‘Het Sinterklaasfeest werd en wordt gebruikt om zorgen in de samenleving op te projecteren’, zegt hij. ‘In de jaren zeventig ontstonden discussies over de bestraffingselementen die bij Sinterklaas horen. Mensen vonden de roe en de zak waar stoute kinderen in gestopt worden niet meer kunnen. In de jaren tachtig vreesde men dan weer dat Sinterklaas zou verdwijnen en geabsorbeerd zou worden door het kerstfeest en de Kerstman.’
Tweederangsburgers
Maar hoe komt het dan dat de zwartepietendiscussie pas tien jaar geleden zo hard opspeelde? ‘Het idee dat mensen met een kleur minder goed worden behandeld dan de rest van de samenleving, is lang aan de kant geschoven’, zegt Van Galen. ‘Al in 1984 schreef Philomena Essed het boek Alledaags Racisme. Daarin maakt ze inzichtelijk hoe mensen uit Suriname in grapjes vaak worden weggezet als tweederangsburgers. Maar haar boek werd volledig afgebrand, ook in de academische gemeenschap.’
De problemen die Essed in haar boek aankaartte, bleven niettemin smeulen in de Nederlandse samenleving. ‘Vanaf 2011 projecteerden groepen als Kick Out Zwarte Piet deze problemen op de karikaturale elementen van zwarte piet, zoals de dikke lippen’, zegt Van Galen. ‘De meeste witte Nederlanders willen dat niet zien, omdat ze positieve herinneringen hebben aan het Sinterklaasfeest. Sommige mensen voelen die angst voor wat ze kwijt dreigen te raken zo sterk, dat ze het met hand en tand verdedigen. Op die manier is het pietendebat een societal battleground geworden waar problemen in de samenleving aan worden ophangen.’
Risico
De laatste jaren is de discussie tussen voor- en tegenstanders van Zwarte Piet heel erg gepolariseerd, maar volgens Van Galen hebben de beide groepen ook iets met elkaar gemeen. ‘De mensen van Kick Out Zwarte Piet zijn allemaal hoogopgeleide mensen die prima Nederlands spreken en goede carrièremogelijkheden hebben, maar zij hebben het gevoel dat ze er ondanks inburgering niet bij horen. De verdedigers van Zwarte Piet zien de samenleving meer als een witte homogene groep die ze dreigen te verliezen en willen erkenning voor hun feest. Hun opvattingen botsen met elkaar, maar beide groepen willen hetzelfde: geaccepteerd worden als deel van de Nederlandse samenleving.’
Nu de NOS overstag is en sinds 2019 alleen nog maar roetveegpieten opvoert, is de discussie bijna helemaal beslecht, meent Van Galen. ‘In 2016 vond twee derde van de mensen dat zwarte piet traditioneel moest blijven, in 2018 nog maar de helft. Bovendien is het verzet tegen verandering, zoals dat onlangs nog gevoerd werd in Maastricht en Eindhoven, in een bepaalde hoek terechtgekomen. De meeste mensen willen niet geassocieerd worden met voetbalhooligans of extreemrechts gedachtegoed en zullen de roetveegpiet na verloop van tijd wel accepteren.’
Linkse indoctrinatie
Toch vreest Van Galen dat de roetveegpieten op de lange termijn wel eens een Pyrrusoverwinning (een overwinning die zoveel krachten kost dat ze dezelfde uitwerking heeft als een nederlaag, red.) zou kunnen worden. ‘Deze discussie is bijna achter de rug, maar ik ben benieuwd wat de doorwerking ervan zal zijn voor de zwarte gemeenschap. Het risico bestaat dat de samenleving in bredere zin denkt: we hebben Zwarte Piet aangepakt, nu moet je niet verder gaan zeuren. Maar daarmee is het onderliggende probleem, namelijk structureel racisme, niet aangepakt.’
Niet alleen in de samenleving, ook in de collegezaal is zwarte piet overigens een beladen onderwerp. ‘Meestal vindt een deel van de studenten wel dat Zwarte Piet moet blijven’, zegt Coen van Galen. ‘Daar heb ik geen probleem mee. Wel heb ik liever dat ze met mij in discussie gaan, dan dat ze op rechtse fora op het internet gaan klagen over de linkse indoctrinatie die zij ondergaan op de universiteit. Want dat laatste gebeurt ook: daar werd ik vorig jaar door een collega op gewezen.’