Ruim 100 jaar speciaal onderwijs: "een beroepsgroep van activisten en indealisten"
De geschiedenis van het speciaal onderwijs, dat ruim honderd jaar bestaat, kent een bijzonder verloop. Is ervan terecht gekomen wat de activistische voorvechters destijds beoogden? Expert Jan Brandsma heeft daar vraagtekens bij. Hij deed onderzoek naar de groei en professionalisering van het speciaal onderwijs
Werkend NL CNV JACQUELINE BOT December 2023
Jan Brandsma was bijna vijftig jaar ‘met hart en ziel’ werkzaam als leraar in het speciaal onderwijs en directeur van de lerarenopleiding. Na zijn pensioen was het vuurtje voor het onderwijs aan kinderen met een zorgbehoefte nog niet gedoofd. Hij startte een promotieonderzoek naar de groei en professiona-lisering van het speciaal onderwijs, wat uitmondde in een lijvig werk van zo’n vijfhonderd pagina’s dat de ruimhonderdjarige geschiedenis gedetailleerd beschrijft. ‘Ik heb zitten smullen achter mijn bureau van alle bijzondere feiten die ik ontdekte.’ Zo kwam Brandsma erachter dat het onderwijs aan leerlingen met een zorgbehoefte aanvankelijk niet vanzelfsprekend was. ‘Bij de invoering van de leerplichtwet in 1901 werden kinderen met een verstandelijke beperking uitgesloten van het klassikale onderwijs. Zij kregen vrijstelling van het onderwijs,’ vertelt hij. ‘Een groep van activistische onderwijzers en artsen nam hier echter geen genoegen mee.
Zij trokken samen op om onderwijs in te richten voor kinderen die in het gewone onderwijs niet konden meekomen vanwege een lichamelijke of verstandelijke beperking.’ Deze ‘strijdmakkers’ ondernamen allerlei initiatieven en voerden een lang gevecht om speciale scholen voor deze kinderen te stichten, waarbij het uiteindelijke doel was hen een toekomst te bieden met een goede plek in de samenleving. ‘In 1905 introduceerde een van hen, het Rotterdamse schoolhoofd Daniël Köhler, de term “buitengewoon’ onderwijs”. Daarmee werd aangegeven dat het onderwijs zich aanpaste aan de leerling.’
Deskundigheid
De grondleggers van het buitengewoon onderwijs maakten zich niet alleen hard voor het stichten van scholen,een van hun hoofdthema’s was ook de noodzaak van deskundigheidsbevordering van de leerkrachten, weet Brandsma. ‘Want alleen een lerarenopleiding was onvoldoende. Daarom richtten zij in 1929 een beroepsopleiding op, de huidige post-hbo-opleiding Masters Special Needs van het Instituut voor Onderwijs en Opvoeding ( voorheen Seminarium voor Orthopedagogiek). Leerkrachten in het buitengewoon onderwijs moesten behalve praktijkkennis ook pedagogisch, psychiatrisch en psychologisch onderlegd zijn, was de opvatting.’ Volgens een rapport van Pieter Hendrik Schreuder, een van de grondleggers naar wie nog altijd scholen voor speciaal onderwijs zijn vernoemd, aanvaardt een leraar die kiest voor het speciaal onderwijs een ‘missie’. ‘Nodig hierbij is onuitputtelijk geduld, onverstoorbare kalmte, groote liefde, kinderlijke blijmoedigheid, strenge rechtvaardigheid, scherp psy-chologisch onderscheidingsvermogen en uitgebreide vakkennis,’ vermeldt het onderzoek van Brandsma.
Voorbeeldschool
De Haagse school van Schreuder werd een voorbeeld voor de andere scholen voor buitengewoon onderwijs in Nederland. Het onderwijs was afgestemd op de individuele leerling, vanuit een planmatige aanpak. Brandsma: ‘Bestaande leermiddelen waren niet altijd geschikt, daarom ontwierpen de leerkrachten zelf hun lesmateriaal.’ Nadat leerlingen van school kwamen, waren zij niet allemaal klaar voor een plek in de maatschappij. Vandaar dat de scholen speciale vervolgtrajecten ontwikkelden. ‘De beroepsopleiding, gezondheidszorg en nazorg vormden met elkaar een eenheid voor buitengewoon onderwijs.’ De leerkrachten rekenden zich tot een aparte beroepsgroep in een nieuw onderwijsdomein, zegt hij. ‘Het waren sterk gemotiveerde idealisten en activisten, die ondanks de slechtere arbeidsvoorwaarden toch in het buitengewoon onderwijs gingen werken.’
Groeispurt
Vanaf 1920 voltrok zich een groeispurt van scholen in het buitengewoon onderwijs. Het aantal nam in dertig jaar toe van 28 naar 273 in 1950 en van 3.078 leerlingen naar 32.914. Mede door deze groei van het buitengewoon onderwijs ontstond in de crisisjaren de gedachte dat het aantal ‘zwakzinnigen’, zoals toen de benaming luidde, in de maatschappij steeg. Brandsma: ‘In diverse landen, zoals Amerika, Denemarken en Duitsland, speelde die discussie, die daar ook leidde tot eugenetische maatregelen.’ Saillant detail is dat de inspecteur van het onderwijs, Izaak van Houte, (na de oorlog de eerste Nederlandse hoogleraar in de orthopedagogiek) al vroeg vermoedde dat de eugenetische maatregelen, als onderdeel van de nazi-ideologie, ook dreigden voor leerlingen in het buitengewoon onderwijs. ‘Zijn zorg bleek terecht. De kinderen werden in de Tweede Wereldoorlog doelwit van de nazi’s.’ Van Houte wist echter te voorkomen dat zij werden weggevoerd door op het laatste moment het archief met de gegevens van (oud-) leerlingen te vernietigen en daarna zelf onder te duiken.
Passend onderwijs
Vanaf 1949 kwam het inrichten van het buitengewoon onderwijs formeel onder de staat te vallen, waarna de benaming veranderde in speciaal onderwijs. De wetenschap met de nieuwe discipline orthopedagogiek kreeg een belangrijke rol in de vormgeving van het onderwijs. Er is veel veranderd sindsdien, zegt Brandsma. ‘De focus ligt tegenwoordig op een inclusief, voor de leerling passend,onderwijssysteem. De Wet passend onderwijs, ingevoerd in 2014, staat centraal. Scholen hebben een zorgplicht. Verwijzing naar het speciaal onderwijs is nog mogelijk als er sprake is van aantoonbaar intensieve begeleiding.’
Het speciaal (basis)onderwijs telt inmiddels jaarlijks zo’n 100.000 leerlingen. De laatste jaren stijgt dat aantal weer. Daarnaast krijgt zo’n acht procent van alle scholieren in het reguliere onderwijs inmiddels extra ondersteuning. De meesten hebben een leerachterstand, al dan niet in combinatie met gedragsproblemen. Daar ligt dus een belangrijke opdracht voor de leerkracht, concludeert Brandsma in zijn onderzoek. Maar beschikken leraren over de deskundigheid om deze kinderen te geven wat zij nodig hebben voor hun ontwikkeling? Volgens de onderzoeker is het ‘opmerkelijk’ dat de voorvechters zich een eeuw geleden al realiseerden dat het speciaal onderwijs om specifieke expertise van leerkrachten vraagt. ‘Toch is dit nooit geborgd in de wet door de overheid.’
FOTO: COLLECTIE ZUSTERS V/D GODDELIJKE VOORZIENIGHEID en Jan Brandsma